14. Een nieuw begin voor Groningen

Gistermiddag heeft Govert Draaiman, gedeputeerde Economie, Mijnbouw en Grond van de provincie Groningen, in een toespraak getiteld ‘Een nieuw begin voor Groningen’ zijn plan voor de toekomst van de provincie toegelicht. Dit gebeurde in het Noordelijke Aardbevingsmuseum te Winsum, in het bijzijn van de minister-president, de commissaris van de Koning, museumdirecteur Jannes Kelder en vele andere genodigden. De toespraak werd live uitgezonden door Televisie & Radio Groningen. Vanwege het historische belang wordt de tekst van de toespraak integraal weergegeven:

Geachte aanwezigen, mevrouw de minister-president, mevrouw de commissaris van de Koning, doctor Kelder, beste Groningers. 

Al vele jaren leveren de Groningers dagelijks strijd om het door de gaswinning veroorzaakte leed op fatsoenlijke wijze gecompenseerd te krijgen en hun huizen, hun thuis, veilig te maken. De veerkracht die ze in de loop der jaren hebben getoond, verdient ons diepste respect. 

We zijn er nog niet, maar met het sluiten van de grote gasvelden is het einde van de beproeving eindelijk in zicht. Dat betekent dat het tijd is geworden om vooruit te kijken. Tijd om te bezien hoe we Groningen een nieuwe start kunnen geven.

Om de toekomst van Groningen zo goed mogelijk te zekeren, is de laatste maanden keihard gewerkt aan een plan om iedere Groninger weer hoop te bieden. Om iedere Groninger na jaren van ellende weer trots te laten zijn op zichzelf en op de mooiste provincie van Nederland. Om de wereld te tonen dat de Groningers niet geknakt zijn, maar nog fier overeind staan ondanks de zware stormen die hen hebben geteisterd. Met het plan laten we iedereen zien dat we sterker en met opgeheven hoofd van het slagveld van bureaucratie en willekeur terugkeren. Wij, de provincie en de Nederlandse staat, geven de bewoners van Groningen vandaag een nieuw leven. Niet alleen voor u en mij, maar ook voor alle toekomstige generaties. U mag van mij aannemen: heel Nederland, nee: heel Europa zal vandaag Groninger willen zijn. 

Ik geef u vandaag het plan dat de wedergeboorte van onze provincie zal betekenen. De geboorte van Groningen 2.0. Een nieuw begin, na jaren van afbraak en schade. We kijken niet langer terug. We kijken enkel nog vooruit. Het is tijd het verleden af te sluiten.

In de afgelopen maanden hebben we in de Emmapolder heel veel waardevolle grond voor het plan in bezit gekregen. Graag wil ik onze welgemeende waardering uitspreken voor alle boeren die hun grond welwillend aan ons hebben verkocht. Ook gaat onze grote dank uit naar de private investeerders, met wie we samen optrekken om het plan te realiseren. Zo verdelen we de kosten over de overheid, het bedrijfsleven en de burgers. U ziet, beste Groningers: we laten u niet alleen staan. U staat niet in de kou. We gaan het dit keer samen doen.

Een nieuw begin voor Groningen. Groningen 2.0. Wat we gaan doen? Uiterlijk in het jaar 2030 zal vanuit de Emmapolder een bemande raket worden gelanceerd, met als bestemming: de maan. U hoort het goed: de maan. We gaan het aardse ontstijgen. Maar vergis u niet. Onze ambitie zal daar niet stoppen. We gaan namelijk door. We gaan ook naar Mars. Naar Venus. En verder. We worstelen ons los van de klei en gaan naar de sterren. 

Stelt u zich voor: al die mooie Groninger kerken met hun fraaie torens. Bakens in het landschap. Ze kijken terug naar het verleden en ze bestaan in het nu. Over niet al te lange tijd zien we in onze provincie niet alleen die kerktorens, maar ook de stalen lanceertorens met glimmende raketten om onze mensen naar de maan en naar Mars te brengen. 

Inderdaad: onze mensen. Ik beloof u dat iedere bemande missie die vanaf de Emmapolder zal vertrekken, minstens één Groninger aan boord zal hebben. Voor de eerste vluchten zal de selectie nog voor de zomer starten. Hij of zij zal worden opgeleid in een nieuw te bouwen ruimtevaartcentrum in Roodeschool.

Met het plan denken we ook aan onze kinderen. Want elk kind dat nu in de provincie Groningen woont of dat de komende jaren hier geboren zal worden, zal uiteindelijk de kans krijgen om zijn of haar droom werkelijkheid te laten worden. De droom om vanaf onze noordkust het universum te ontdekken. Wie droomde er niet van om astronaut te worden? Het zal duidelijk zijn: in Groningen zullen dromen uitkomen. 

Op al die manen en planeten die we gaan bezoeken zullen we uiteindelijk grondstoffen treffen die ons, net als het aardgas, welvaart zullen brengen. De Groningers worden een gelukkig volk, want we hebben straks wel de lusten van de buitenaardse mijnbouw, maar niet de lasten. Het delven van grondstoffen op de maan of op Mars laat onze huizen, monumenten en kerken immers ongedeerd.

De bouw en het in werking hebben van een lanceerbasis zal in onze provincie een gigantische impact hebben op de werkgelegenheid en de ontwikkeling van nieuwe kennis. Techniek, ondersteuning, veiligheid: ons plan raakt iedere sector van de economie. 

We staan aan de vooravond van een nieuw begin. We laten de bevingen en de scheuren voor wat ze zijn. Het heelal zal binnen ieders handbereik komen.

Het zal niet eenvoudig worden. Het lanceren van raketten op deze breedtegraad kent technische uitdagingen en verhoogde kosten. En ik zeg het maar eerlijk: er zal vast ook eens iets mis gaan. We zullen offers moeten brengen. We doen het dan ook niet omdat het makkelijk is. We gaan het doen omdat het moeilijk is. Omdat het ervoor zal zorgen dat Groningers die erin geloven, boven zichzelf kunnen uitstijgen. De uitdagingen zullen meebrengen dat de Groningers hun talenten ten volle kunnen aanspreken.

Dames en heren, ik rond af. De toekomst begint niet morgen, maar nu. We stropen vandaag nog de mouwen op en we laten iedereen zien dat we het kunnen. We gaan iets groots doen. Iets moois maken. We blijven niet langer hangen in het verleden. De Groningers kijken vooruit en omhoog. We gaan naar de maan en naar de sterren. Ik hoor het u denken: kon minder!

Ik dank u allen voor uw aandacht.

13. Een duister gesprek

Dus de top bestaat uit vijf personen.’ Kevin Schutsma knikte. ‘Ja. Als jij meedoet, zijn we rond. Jij, ik en nog drie anderen. Je begrijpt dat ik niet vertel wie dat zijn, totdat je zegt dat je meedoet.’ Kevin nam een slok rode wijn.

Gerard Vlietstra’s hart klopte in zijn keel. Hij was al een aantal uren met Kevin in gesprek in een donker hoekje van ‘Bie Pompe’, de illegale kroeg achter het bemande tankstation van Den Andel. Tussen hen, op de tafel, stonden twee kaarsjes die zorgden voor wat licht. De duistere sfeer gaf een extra dimensie aan het gesprek. Gerard moest steeds denken aan een liedje van Rise Against. But at night we’re conspiring by candlelight. De kroeg was verder leeg, op barman Hajo na, die achter de toog – buiten gehoorafstand – glazen poetste. 

Gerards vrouw Helen wist inmiddels van het bestaan van de stille kroeg. Hij had haar gemeld dat hij er deze avond met Kevin had afgesproken. Even samen een borrel drinken. Het gesprek tussen beiden had echter in hoge mate een zakelijk karakter gekregen. Kevin had Gerard namelijk in vertrouwen verteld dat hij al een aantal maanden bezig was met het opzetten van een geheime organisatie die paal en perk wilde stellen aan de verdere uitbuiting van de provincie Groningen. ‘Het Groningerland is op,’ had Kevin gezegd. ‘De bodem is kapot. De frustratie onder de mensen neemt zienderogen toe. Beloftes worden niet nagekomen. Het vertrouwen is weg. De mensen zijn moe. De gaswinning gaat door, ook al werd gesteld dat het was afgelopen. Maar ook als álle kranen dicht gaan, blijven we aantrekkelijk voor roofbouw. Er komt misschien een kerncentrale. Wie weet wat er in de toekomst nog meer op ons afkomt. Dat moeten we voorkomen. We moeten het tij zien te keren. Het heft in handen nemen. Niet alles gelaten op ons af laten komen. We moeten laten merken dat er grenzen zijn.’ 

Gerard was geschrokken van Kevins felle toon, ook al werd die fluisterend bij kaarslicht ten gehore gebracht. Hij kende de kapper weliswaar als maatschappelijk betrokken persoon, maar vooral ook als een zachtaardige kerel. 

‘Ik zeg je eerlijk, Gerard, dat je niet de eerste bent die ik hierover spreek. Het is lastig de juiste mensen te vinden. De meesten die ik heb benaderd zijn het met me eens, maar halen uiteindelijk hun schouders op. ‘Het is wat het is en je kunt er uiteindelijk niks aan doen’, zeggen ze dan. De berusting, het fatalisme, is ongekend sterk aanwezig onder de Groningers.’ Over de middelen om de provincie ‘te redden’, zoals Kevin het verwoordde, hoefde Gerard zich geen illusies te maken. ‘Indien nodig gebruiken we geweld,’ zei Kevin. 

Dat had Gerard niet zien aankomen. Hij wist dat ze deze avond over de gaswinning en over reacties daarop zouden praten, maar hij had totaal niet verwacht dat Kevin het over een geheime groep zou hebben die ook nog eens geweld propageerde. 

‘Dat gaat toch veel te ver Kevin,’ had Gerard gezegd. ‘Dat gaat in elk geval mij te ver. Eigenrichting is verboden. Geweld gaat alle perken te buiten. Dat is nooit een oplossing.’ Hij nam een slok van zijn bier en schudde zijn hoofd.

‘Maar wat moeten we dan?’ vroeg Kevin. ‘Ons uit de provincie laten verjagen, omdat het hier onveilig is? Of trekken we een streep en slaan we terug? Eigenrichting is verboden, zeker, maar wat ons betreft is het noodweer. We hebben het recht om onze bezittingen te verdedigen. Onze huizen, onze kerken en onze monumenten. Onze bedrijven, onze kinderen, onze toekomst. Wij zijn die ellende niet begonnen. Er is meer dan voldoende rechtvaardiging voor onze zaak. En geweld passen we alleen maar toe, zoals ik zei, indien dat nodig is. Alleen als het passend is. Altijd in verhouding tot het aangedane leed. Daar waken we voor. Dat is een verantwoordelijkheid van ons vijven.’

‘Maar toch nimmer geweld tegen personen?’ vroeg Gerard. Daar lag volgens hem hoe dan ook een absolute grens die nooit overschreden mocht worden. Kevin schudde ferm het hoofd. ‘Dat is zeker niet de bedoeling, Gerard. Denk bijvoorbeeld wel aan sabotage. Denk aan blokkades. Dingen stuk maken, desnoods. Maar alleen gericht tegen objecten die hier niet horen. Nooit gericht tegen mensen. En als Groningen weer van Groningen is, als de parasieten zijn verdwenen, dan stoppen we weer.’

Gerard was nog steeds beduusd door Kevins woorden. Was dit nog de vriendelijke kapper uit Eenrum? Natuurlijk voelde Gerard ook de frustratie over de omgang met burgers, en daarbij de onmacht. Hij en Helen hadden het allemaal zelf meegemaakt met hun huis, om hun schade op een eerlijke manier vergoed te krijgen. Ze kenden ook de verhalen van anderen, vaak vele malen schrijnender. Ook kenden ze bedrijven – prachtige zaken van hardwerkende lieden – die moesten sluiten omdat de werkplek onveilig was verklaard. Bedrijven die met bloed, zweet en passie waren opgebouwd. Om van het psychische leed van de bewoners maar te zwijgen. En wat te denken, inderdaad, van de angsten van kinderen? Wat doet dat met de toekomst van de provincie?

Protesten zoals de fakkeltochten – de avond ervoor was er weer een in de stad Groningen georganiseerd – of ludieke acties zoals het uitrijden van snert, waren zinloos in Gerards ogen. Was Kevins lijn dan het enige dat restte? ‘Geweld indien noodzakelijk’? Was inderdaad sprake van ‘noodweer’? Was er echt wel een rechtvaardiging voor de acties die Kevin voor ogen had?  

De vijf aan de top zouden de grenzen bewaken, had Kevin gezegd. Als Gerard mee zou doen, dan zou hij dus ook daarover mee kunnen beslissen. Zelf mede die grenzen bepalen en in de gaten houden. Zelf mede de lijnen uitzetten. 

Hij zou ook zelf op de rem kunnen trappen. 

Zou dat een optie zijn? Meedoen en het een tijdje aanzien, en ervoor waken dat acties niet te ver gaan? Zou zijn morele kompas daarvoor geijkt zijn? Of zou deelnemen aan de organisatie, alleen maar om een tijdje mee te kijken, op zich al een grens overschrijden? Zou hij zich dan al medeplichtig maken?

Zijn vrouw Helen, die ook de avond ervoor weer had meegelopen in de protestmars, had gezegd dat ze niet kon snappen hoe Gerard lijdzaam kon toezien hoe met de belangen van de burgers in de provincie werd omgesprongen. Volgens haar was het een plicht om je stem te laten horen, door in ieder geval mee te doen met de demonstraties. Die waren zinloos en hypocriet, had Gerard steeds gezegd. De groep belanghebbenden die uiteindelijk geld verdienden met de gaswinning lachten om de demonstraties, terwijl de bestuurders die meeliepen met de protesten aardig wat boter op hun hoofd hadden. Neem bijvoorbeeld de gedeputeerde Economie, Mijnbouw en Grond, dacht Gerard. Govert Draaiman. Keer op keer liet die zijn ongenoegen blijken over het Haagse beleid inzake de gaswinning, maar wat had hij vanuit de provincie nu gedaan om het beleid te veranderen? Had hij ooit eens met zijn bestuurlijke vuist op de vergadertafel geslagen? Was hij ooit met daden opgekomen voor gedupeerde burgers? Nee. Wel had Draaiman er bijvoorbeeld mede voor gezorgd dat er – volgens Gerard – een belachelijk museum in Winsum was gekomen. Het NAM, ofwel het Noordelijke Aardbevingsmuseum. Al het geld dat daarin was gestopt had toch simpelweg naar de schadeafwikkeling en de versterking van huizen moeten gaan? Wie weet wat voor idiote plannen Draaiman nog meer in petto had met geld dat toekwam aan de burgers van Groningen. 

Gerard voelde boosheid om de verkwisting van het geld dat richting bevingsslachtoffers had moeten gaan. ‘Zouden we wat kunnen doen met het NAM,’ zei Gerard. ‘Ik zeg niet dat ik mee doe, maar wat als de club besluit iets tegen dat vreselijke museum te doen. Waar kunnen we dan aan denken? Hypothetisch dan.’

‘Goede vraag,’ zei Kevin. ‘Daar zouden we dan eerst uitgebreid met z’n vijven over kunnen praten. Misschien een explosie veroorzaken, zodat het gebouw als het ware échte bevingsschade krijgt? Het is bevingsbestendig gebouwd, maar hoe reageert het op krachten die niet via de grond gaan? Misschien deuren vastzetten, zodat bezoekers niet meer naar binnen kunnen? Iets doen met de spandoeken die de mensen naar het museum leiden? Over een precies plan zullen we dan discussiëren. Zeker geen doldrieste acties. Geen menselijke slachtoffers. Wel: afgewogen reacties. Precisiewerk. Dat museum hoort hier niet. Wij kunnen daar wat tegen doen.’

Gerard zuchtte diep. Hij kon Kevin nu direct laten weten dat hij niet wilde meedoen, en dan was het klaar. Dan hoefde hij niet zijn geweten aan een nader verhoor te onderwerpen, om te achterhalen waar hij exact stond. Maar een deel van hem hield dat tegen. Dat deel wilde een vuist maken, en werd ook nog eens – hetgeen hem verbaasde – opgewonden van het idee dat er clandestiene acties werden bedacht en uitgevoerd. Hij leefde als hoogleraar moderne muziek een normaal, braaf en vreedzaam leven. Hoe zou het zijn aan de andere kant?

Maar het belangrijkste was misschien: hij zou altijd weer uit de organisatie kunnen stappen als de koers hem niet zinde. Het ergste wat dan kon gebeuren, was dat hij misschien een andere kapper moest zoeken.

‘Plannen bedenken is misschien nog niet het moeilijkste,’ zei Kevin. ‘De uitvoering is iets anders. Dat kunnen we niet met alleen ons vijven. We zullen onze organisatie dus moeten laten groeien in de komende tijd. Ook daar hebben we wat voor bedacht.’ Kevin stond op, liep naar de bar en kwam terug met pen en papier. ‘Kijk,’ zei hij. ‘Dit zijn wij.’ Hij tekende bovenaan het papier vijf bolletjes. ‘Ieder van ons vijven maakt deel uit van de top, maar gaat ook een cel vormen met twee anderen. Een actiegroepje.’ Vanuit ieder bolletje trok hij twee lijnen naar beneden. ‘Stel het lukt je twee mensen te vinden. Dan vorm jij met die twee een cel. Die twee kennen in principe alleen jou. Niet de rest van de top. Zo stuurt ieder van ons een cel aan. Maar ieder lid van een cel mag weer zijn of haar eigen groepje beginnen. Maar jij mag niet weten wie de mensen zijn die jouw celgenoot heeft benaderd voor zijn groepje. Zowel voor hun als jouw veiligheid. En zo gaat het verder.’ Kevin tekende een boomstructuur. ‘Stel dat er een keer een cel wordt opgerold. De risico’s voor onze organisatie zijn dan minimaal. Alle communicatie verloopt langs de celhoofden. En alleen jij, ik en de drie overigen uit de top weten dat het bij ons eindigt.’

Een slimme organisatie, mede opgezet voor de veiligheid. Maar wat betekent ‘veiligheid’ precies, vroeg Gerard zich af, als het gaat om de gaswinning enerzijds en deelnemen aan Kevins groep anderzijds? Wat waren de risico’s daadwerkelijk, en welk risico was hij bereid te nemen?

Gerard merkte dat de hoeveelheid informatie die hij van Kevin had gekregen, hem had vermoeid. Het was inmiddels al elf uur in de avond. ‘Ik ga er over nadenken,’ zei hij. ‘Ik laat het je weten als ik eruit ben, of nog vragen heb.’

‘Dat is goed,’ zei Kevin. ‘Maar niet over de telefoon. Kom langs op de zaak, na half zes, als ik geen klanten meer heb.’

Gerard liep weer naar huis. Buiten was het mistig. Hij hoopte dat Helen al sliep, om een vraag als ‘was het gezellig?’ te kunnen vermijden. 

12. Vladimir Iljitsj Lenin

Ineens was daar Lenin. Vladimir Iljitsj Lenin.

Mascha Ikanova had een koude nacht doorgebracht in een verlaten schuur ten zuiden van Oosterwijtwerd, slapend in haar winterjas en onder de deken waarin ze het jachtgeweer meedroeg dat van Jens Boukema was geweest. Bij zonsopkomst was ze weer vertrokken. De dag was zonnig begonnen; de temperatuur lag een paar graden boven nul.

Nadat Mascha enkele weken geleden de Bykemaheerd in de Emmapolder had verlaten, had ze het plan opgevat om naar de stad Groningen te gaan. Ze had echter geen idee hoe ze daar moest komen. Haar topografische kennis van de provincie Groningen was zeer beperkt, terwijl haar telefoon leeg was, zonder een mogelijkheid die op te laden. Het was steeds gelukt in oude stallen of lege schuren een slaapplek te vinden, zonder dat iemand het merkte.

Na het verlaten van Oosterwijtwerd kwam ze na enige tijd lopen in Appingedam. Daar kon ze met de laatste euro’s die ze nog had bij een supermarkt een broodje kopen en een flesje water. Ze was blij dat niemand vreemd opkeek toen ze de winkel inliep met een langwerpig object in een deken. Na het verlaten van de winkel liep ze verder, in zuidelijke richting. 

Na ongeveer anderhalf uur lopen kwam ze bij een klein dorpje. Daar kreeg ze de schrik van haar leven. Aan de rand van een erf, achter een hek, stond een standbeeld van Lenin. Hij had de rechterarm omhoog geheven, met een open hand. Het beeld was ongeveer negen meter hoog en stond op een lage betonnen plaat. Het was gemaakt van metaal. Brons, vermoedde Mascha. Het beeld drukte uit dat Lenin het volk de richting wees die het moest gaan – de weg van de revolutie. Mascha herkende de pose.

Mascha’s hartslag schoot omhoog bij het zien van het beeld. Verkleumd en vermoeid als ze was, waande ze zich even in haar thuisland, waar de revolutionair nog steeds werd vereerd en het beeld bepaalde van menig plein en park. Ze had daar, in de hoofdstad, in een daad van verzet geprobeerd een standbeeld van Lenin op te blazen van vergelijkbare omvang. Dat wilde ze doen met blokken C-4. Bij het kneden van de explosieven rond de schoenen van Lenin werd ze op heterdaad betrapt. Ze kon maar net wegkomen. Uiteindelijk, na een lange reis, was ze in Noord-Groningen beland.

Nog steeds verward, keek ze naar het beeld. Was ze, zonder dat ze het door had, in een ander land terechtgekomen? Een land waar het oude communisme nog hoogtij vierde? Dat was onmogelijk. De enige grens die ze had kunnen passeren zou immers de Nederlands-Duitse grens zijn geweest. Zover reikte haar geografische kennis nog wel. En in Duitsland speelde de Russische revolutie van toen, net als in Nederland, geen rol in het nu. Maar wat deed het standbeeld dan hier?

‘Best biezunder, of nait?’ Mascha keek om. Een oude man met een blauwe pet liep op haar af. Hij had een snor en een sikje. Ze had zijn woorden geregistreerd, maar begreep hun betekenis niet. De man had een klein hondje aan de lijn, dat hard kefte. Mascha hurkte, liet het hondje even aan haar ruiken, maar het blaffen stopte tot haar verbazing niet. ‘Nou, most heur mor gewoon negeern hoor! Morreh, tis hier net de Sovjet-Unie, of nait ten! Met dei kerel doar!’ Met een breed gebaar wees de man naar het beeld. Mascha keek de man niet begrijpend aan. ‘I’m sorry,’ zei ze, ‘I don’t understand.’ De man glimlachte. ‘No problem!’ zei hij, zonder zijn Groningse afkomst te verbloemen. ‘I said it’s quite special, isn’t it, a statue of Vladimir Lenin in a place like this. Like we’re in the Soviet Union right now!’ Mascha knikte. ‘Yes it is,’ zei ze. ‘I did not suspect it here. I mean, expect it here. People are communists here, yes?’ De man schudde het hoofd. ‘There are a few communists left here in Groningen, but the statue has nothing to do with them. It’s just an object the owner picked up for fun. It’s from former East Germany, I believe.’ Mascha ontspande. ‘So no one comes here to lay flowers at the foots, eh, at the feet of Lenin?’ De man schudde lachend het hoofd. ‘No, no one does that around here. It’s just a thing from the past. There’s also no one who wants to blow it up either!’ De man zag dat Mascha schrok. ‘I’m only joking!’ zei hij. ‘I’m sorry! Ok, I’ll continue my walk with little Ayda, have a nice day!’

De man liep verder. Mascha keek omhoog, naar de wijzende man. Een standbeeld van Lenin. Voor de lol meegenomen. Ze hoefde zich geen zorgen te maken. Ze werd slechts, heel toevallig, op een volstrekt onverwachte manier geconfronteerd met haar verleden. Heel toevallig.

Ze keek naar de oude man die verder was gelopen met het hondje. Het dier treuzelde af en toe, keek een paar keer om naar Mascha en kefte dan. Mascha fronste haar wenkbrauwen. Ayda, heette het hondje. Ayda. Ze moest even graven in haar geheugen, maar was dat niet ook de naam van een hond van Lenin?