4. Grondaankoop

Nou, wil je nog een bakje?’ ‘Ja, lekker Bent. We moeten het nog even hebben over de grondaankoop. Je hebt het hier niet warm trouwens.’ Landbouwer Bent Bykema zat met Govert Draaiman, gedeputeerde Economie, Mijnbouw en Grond, in Bykema’s kale kantoortje in het voorhuis van de monumentale Bykemaheerd. De grote boerderij lag in het oostelijke deel van de uitgestrekte Groningse Emmapolder. Vanuit Bykema’s kantoortje was in de verte de zeedijk te zien.

Draaiman en Bykema hadden lang geleden samen op de landbouwschool gezeten, en waren sindsdien bevriend. Bykema nam uiteindelijk het grootste boerenfamiliebedrijf in de provincie over, Draaiman ontwikkelde een grote belangstelling voor de politiek. In het verleden hadden ze elkaar veelvuldig geholpen met allerlei projecten. Ook nu kruisten hun wegen weer.

‘Die gasprijzen hè,’ zei Bykema. ‘Om van de stroom maar te zwijgen. Maar mij krijg je niet aan de airco hoor.’

‘De warmtepomp bedoel je. Nou goed. Laten we het hebben over de grond. De grond voor mijn plan.’

‘Ja, hoe zit het met je plan? Project Jupiter noem je het toch? Man, je plan is zo geheim dat zelfs ik het niet ken. Heb je alles al rond?’

‘Nee, Jens ligt nog steeds dwars. We hebben al twee keer het bod op zijn land en zijn boerderij verhoogd. Op het laatste bod heeft hij helemaal niet meer gereageerd. Het is nu al een tijd stil. Hij wil dus niet verkopen, denk ik dan maar. We gaan de prijs niet verder verhogen. Hij kan er echt mooi uitspringen, maar goed.’

‘Je hebt nu bijna het hele stuk, dankzij mij,’ zei Bykema.

‘Ja, door de deal met jou hebben we nu zo’n negentig procent van wat we nodig hebben hier in de polder. Maar zonder die tien procent die van Jens moet komen, lukt het niet.’

‘Ik ben heel nieuwsgierig wat het wordt, Govert. Gezien de grond die je nodig hebt, is het wel een heel groot plan. Een gigantisch zonnepark? Het grootste datacenter ter wereld? Nog meer windmolens? Komt Amazon naar Groningen? Of toch die kerncentrale?’

Draaiman zweeg. Hij was niet van plan Bykema in te lichten. Nog niet. Eerst moest hij alle grond hebben aangekocht voor zijn plan.

Bykema glimlachte. Het was goed zo, dacht hij. Hij zou vanzelf te horen krijgen waar de grond voor nodig was. ‘Nou goed. Jens dus. Jens ligt dwars. Jens Boukema. Eigenwijze keuterboer. Had hij niet een nieuwe vriendin? Uit Rusland of zo? Of Moldavië?’

Draaiman schudde zijn hoofd. Hij had geen idee. Het interesseerde hem ook niet. Draaiman en Bykema roerden een tijdje zwijgend de suiker en de melk door hun koffie. Buiten was de herfst in volle gang. Bijna al het blad van de bomen rondom Bykema’s boerderij lag eraf. Roeken krasten in de kale kruinen, waarin de oude nesten van het voorjaar goed zichtbaar waren. Voorzichtig nam de winter het over. Het land had al vroeg een laagje wit door wat sneeuw en grondvorst.

Bykema had plots een idee. Een mogelijke oplossing voor het ‘probleem’ Jens Boukema. ‘We kunnen het proces natuurlijk een beetje versnellen,’ zei hij. ‘Jens even wat onder druk zetten. De duimschroeven een beetje aandraaien.’

Gedeputeerde Draaiman schudde zijn hoofd. ‘Nee, niet meer zoals toen Bent. Geen geweld. Het heeft je destijds een mooie lap extra grond opgeleverd, het was je van harte gegund, maar dat doen we niet weer zo. Man, als dat ooit bekend zou worden…’

‘Nee, nee, geen geweld. Dat was eenmalig. Dat was lang geleden, en daar praten we niet meer over. Maar ik zit nu even te denken over die grond van Jens die je nog voor je plan nodig hebt. Dat laatste stukje. Ik weet hoe je die grond kunt krijgen.’ 

‘Hoe dan?’

‘Jij krijgt die grond omdat ik het aan je ga verkopen. Nou goed, aan het grondbedrijf van de provincie natuurlijk.’

Draaiman had geen idee hoe Bykema dat voor elkaar zou kunnen krijgen. ‘Het is Jens’ land, Bent. Hoe ga je dat aan ons verkopen?’

‘Ik ga de grond in handen krijgen, voor een bodemprijs.’ Bent moest lachen om zijn woordgrap. Draaiman keek ernstig. Bykema zei: ‘Ik ga het van Jens kopen voor een prikkie. Daarna verkoop ik het aan de provincie voor jouw plan. Project Jupiter. Ik krijg dan dezelfde hoge prijs per hectare als ik al eerder voor mijn grond heb gekregen, zeg maar voor het negentig procent-deel. Jij blij, ik blij.’

Draaiman duwde zijn bril dichter op zijn ogen. Hij was natuurlijk geïnteresseerd in Bykema’s verhaal, maar hij had geen idee welke kant dit op zou gaan.

‘Maar hoe dan, Bent. Jens gaat het nooit voor een hele lage prijs aan jou verkopen natuurlijk. Niet voor een lage prijs, en al helemaal niet aan jou. Jullie zijn niet bepaald goed bevriende boeren, als ik het zo mag zeggen. De prijs die jij per hectare hebt gekregen, voor die negentig procent, is net zo hoog als wat ik Jens als laatste heb geboden voor zijn grond. Zoals ik zei: hij heeft niet meer gereageerd.’

‘Dit gaat lukken Govert, ik zweer het je. Jullie grondbedrijf moet zo snel mogelijk Jens laten weten dat jullie van de aankoop van zijn land en boerderij afzien. Dat jullie niet meer zijn geïnteresseerd.’

‘Dan blijft hij dus zitten waar hij zit, en kan ik naar de grond fluiten.’

‘Nee, luister. Nou komt het. Ik neem aan dat jullie een bodemonderzoek hebben laten uitvoeren.’

‘Ja, natuurlijk,’ zei Draaiman. ‘Voordat we überhaupt een bod deden. Alles was dik in orde, niets boven de toegestane waarden.’

‘Laat hem weten dat er fouten zijn gemaakt,’ zei Bykema. ‘Dat de waarden in het rapport niet kloppen. Zorg voor een nieuw rapport, en dik het lekker aan. Ik weet wel iemand die daarbij kan helpen.’

‘Natuurlijk,’ zei Govert Draaiman. ‘Daar twijfel ik niet aan.’

‘Dat nieuwe rapport zal er niet om liegen. Asbest, zware metalen, olie, noem maar op. Jens’ land is verrot.’

Draaiman schudde zijn hoofd. ‘Dat gaat nooit lukken. We kennen Jens. Die heeft de boel goed op orde. En dat weet hij. Hij zal het niet geloven. Hij zal contra-expertise willen. En dan blijkt zijn grond schoon te zijn.’

‘Geef me een winderige, donkere, regenachtige nacht en zijn grond is vervuild. Ik heb nog van alles liggen op mijn eigen erf. Als een inspecteur die troep op zijn terrein treft, is het klaar. Zink, lood, diesel, asbest: iedereen schiet in paniek.’

Draaiman keek Bykema aan met half dicht geknepen ogen. ‘Serieus Bent?’ 

‘Ja, serieus Govert. We zullen zorgen dat de gemeente op de hoogte raakt. Jens zal als de sodemieter moeten saneren. Dat kost veel geld en is veel gedoe. Ik zal ook zorgen dat de melkfabriek weet wat er speelt. Ze zullen een kopie krijgen van het rapport. Als ze horen dat zijn grond vervuild is, zal de melk van zijn koeien in no time worden geweigerd. Dan vallen er heel wat inkomsten weg. Ik kan ook nog even met de directeur van de bank praten. Misschien tast de nieuwe situatie zijn kredietwaardigheid aan? Hij had plannen voor een nieuwe stal, hoorde ik. Dat wordt lastig als de bank niet wil meewerken. Jens komt helemaal klem te zitten. Echt.’

De deur naar Bykema’s kantoortje werd opengeduwd door Pybe, de oude vriendelijke staby van Bent. De hond liep moeizaam, maar zwaaide enthousiast met zijn staart en begroette Draaiman met een natte neus.

‘En dan?’ vroeg Draaiman, Pybe op zijn kop aaiend.

‘Dan klop ik op de deur. Ik zeg dan dat ik geruchten heb gehoord dat hij dik in de geldproblemen zit. En dan doe ik hem een aanbod om hem uit zijn ellende te verlossen. Ik kan alles van hem overnemen. Erf en land, inclusief de vervuiling. Niemand anders zou dat ooit doen. Dat doe ik niet voor de hoofdprijs natuurlijk, want ik zit zogenaamd met die vervuiling waar ik verantwoordelijk voor wordt. Met het geld dat Jens van mij krijgt, kan hij varkensboer worden in Brabant of zo. Ver van hier, in elk geval.’

‘En die rotzooi op zijn land?’

‘Die graaf ik weer op en dump ik weer op mijn eigen terrein. Ik laat als hij is vertrokken een nieuw onderzoek doen, en alles blijkt wonderwel weer brandschoon.’

Draaiman knikte. De uitvoering van zijn plan was zojuist een stuk dichterbij gekomen. ‘Daarna verkoop jij het terrein door aan het provinciale grondbedrijf voor de hoge prijs,’ zei Draaiman. ‘Ik heb dan alles wat ik nodig heb voor mijn plan. Honderd procent. Ik blij, jij blij. Dit zou best eens kunnen werken, Bent.’

Bykema glunderde. ‘Simpel toch? Geef toe Govert. We zijn een gouden duo.’

Om het idee te vieren pakte Bykema twee borrelglaasjes en een fles kruidenbitter uit een bureaulade. Pybe verliet het kantoortje weer, op zoek naar een warmer plekje om te kunnen slapen. 

Buiten werd het donker. Een felle hagelbui geselde de schaars verlichte Bykemaheerd.

3. Fakkeltocht

Toch snap ik nog steeds niet waarom je niet met me mee gaat. Je moet het helemaal zelf weten natuurlijk, maar ik begrijp het niet.’ Helen Wever keek in de spiegel boven de spoelbak in de slaapkamer om te zien hoe haar krullen vielen. Ze schudde haar hoofd. Laat maar, dacht ze, want ze zou waarschijnlijk de hele avond een muts op hebben. Televisie en Radio Groningen had een koude avond voorspeld. Buiten nam de wind al toe, happend naar hun oude dijkhuisje in Den Andel.

In de spiegel zag ze haar echtgenoot, Gerard Vlietstra, achter haar op het bed zitten. De hoogleraar moderne muziek stond op het punt zich om te kleden. Hij droeg, voor hem uitzonderlijk, een donkerblauw pak. Hij was die middag bij de oratie van een collega geweest in de aula van het Academiegebouw, en had een toga gedragen. Daaronder hoorde niet een spijkerbroek met geblokt overhemd, wat hij normaal op zijn werk droeg.

Gerard keek in de spiegel naar zijn vrouw, die haar oorbellen in deed; elke bel bestond uit vier kleine parelmoerkleurige bolletjes, door fijne zilverkleurige staafjes verbonden met een blauw bolletje in het midden. 

‘Als je heel graag wil dat ik mee ga, dan doe ik dat. Maar het heeft zo weinig zin, Helen. We hebben het hier vaker over gehad. Een totale verspilling van tijd. De hoeveelste fakkeltocht is het vanavond? De vijfde? Volgende maand is de zesde? Is er sinds de eerste iets veranderd? Is de situatie verbeterd?’

‘De productie wordt afgebouwd. Dat is wat we willen en dat is wat we voor elkaar hebben gekregen.’

‘In zoverre is er iets veranderd,’ zei Gerard. ‘Maar dat komt toch niet door de fakkeltochten? Ik kan me niet voorstellen dat ze er iets aan hebben bijgedragen. En de ellende gaat maar door. De versterkingsoperatie leidt tot verzwakking. We worden tegen elkaar uitgespeeld, Helen. De ene bewoner zit in een prachtig nieuw huis, de ander kijkt er jaloers naar door de scheuren in zijn muur. Een paar weken geleden was er ook weer een aardbeving. Het houdt niet op. We moeten niet vergeten nog even rond het huis te lopen. Het was best een grote.’

Helen knikte. ‘Maar je moet toch iets doen Gerard? Alles gaat kapot. Mensen zitten al jaren en jaren in bestuurlijke en financiële ellende. Je kunt niet aan de zijlijn blijven staan. Je moet een statement maken. Met de vuist op tafel slaan. Mensen wakker schudden. Ik snap het niet, Gerard. Je kan toch niet passief aan de kant blijven staan? Je kunt toch niet toekijken en niets doen?’

Gerard schudde zijn hoofd. ‘Het is allemaal zo zinloos, Helen. Wat las ik net op de nieuwsapp van TRG. Ook de Commissaris van de Koning loopt vanavond mee. En die gedeputeerde, Draaiman. Om de Groningers een hart onder de riem te steken en om Den Haag te laten zien dat echt iedereen in de provincie, dus ook het bestuur, vindt dat het allemaal veel te lang duurt. Dat het leed moet stoppen. Dat er sneller gewerkt moet worden. Dat de ongelijkheid stopt. De brutaliteit! Ze zijn medeplichtig aan de systemen die de regering heeft opgezet. Ze hadden van meet af aan moeten zeggen: we werken er niet aan mee. Ze hebben het veel te veel op hun beloop gelaten. Maar goed, vanavond mooie televisiebeelden, vermoed ik. Mevrouw de Commissaris die in de kou met een ernstig gezicht haar zorgen uitspreekt over het Haagse beleid inzake de gaswinning. Met achter haar enkele duizenden Groningers, een ieder met een brandende fakkel, een vlag of een spandoek in de hand. Kritiekloos opgetekend en uitgezonden door de jongens en meisjes van TRG. Ik word er cynisch van. Moedeloos.’

‘Ik denk dat het belangrijk is dat ook dat gebeurt. Iedereen moet zien dat we het niet pikken. Ik ben het met je eens hoor; het is hypocriet. Maar er gebeurt iets. Er is aandacht voor ons. Het komt vast ook in het landelijke journaal. Het zal bijdragen aan het ombuigen van de publieke opinie. Ook de mensen in Limburg en Brabant moeten zien wat hier gebeurt.’

Helen en Gerard zwegen een tijdje. Helen frunnikte nog wat aan haar krullen, Gerard hing zijn colbert op een knaapje.

‘Nou, ik ga naar beneden,’ zei Helen. ‘Marieke haalt me zo op en dan rijden we samen naar de stad. We verzamelen op de Vismarkt.’ Helen gaf Gerard een vluchtige kus. ‘Heb jij nog plannen?’

‘Niet echt,’ zei Gerard. ‘Misschien nog even wat verder werken aan een artikel. En misschien zie ik je nog op de live beelden van TRG.’

Helens gezicht ontspande. Een glimlach. ‘Als ik een camera zie, zal ik naar je zwaaien.’

Gerard zat nog even op het bed, nadat Helen naar beneden was gelopen. Langzaam schudde hij zijn hoofd. Zinloos, dacht hij. Een waste of time.

Hij voelde zich somber. Plots schoot het refrein in zijn hoofd van een liedje van Eric Burdon: Somewhere is there a solution / If there is we’ve got to find it / And get our heads and hearts behind it / But right now I don’t know what to do.

Zou er een andere weg zijn die leidt naar rechtvaardigheid? Gerard wist het niet. Hij kleedde zich verder om en ging naar beneden.

2. Een gewaagd plan

Nou jongens, ik ben benieuwd wat jullie ervan vinden.’ Govert Draaiman, gedeputeerde Economie, Mijnbouw en Grond, deed een stap terug van de grote eiken tafel in zijn werkkamer in het Groningse provinciehuis en vouwde zijn armen over elkaar. De tafel lag vol papieren. ‘Jullie zullen het met mij eens zijn dat dit het meest ambitieuze plan is dat ooit is bedacht voor onze provincie.’

De werkdag liep langzaam ten einde. Buiten scheen nog een flauw zonnetje, maar de schemering begon zich stilaan te tonen. Het Martinikerkhof, waarop Draaimans werkkamer uitkeek, lag vol kleurig herfstblad.

Britt Zuller, de persoonlijke adviseur van de gedeputeerde, weekte haar ogen los van de vele bouwtekeningen en posters met artist’s impressions van het plan. Draaiman had het zojuist in vertrouwen gepresenteerd aan haar en aan Derk Tjam, de nieuwe woordvoerder van Draaiman. Britts eerste indruk was dat het plan, op zijn zachtst gezegd, nogal on-Gronings was. Spectaculair, maar tegelijkertijd krankzinnig. In haar ogen was het volstrekt onuitvoerbaar. Absurd zelfs. Dat viel echter niet openlijk en direct te melden aan deze gedeputeerde. Eerlijk advies werd te allen tijde verwelkomd, gevraagd en ongevraagd, maar het moest wel in lijn zijn met Draaimans beleid.

Britt trok haar donkerblauwe jasje recht en veegde een stofje van haar revers. ‘U heeft helemaal gelijk, meneer Draaiman. Het is werkelijk een heel ambitieus plan. Ik durf zelfs te stellen, met permissie, dat het een gewaagd plan is. Het is… uniek, maar het zal daarom ook de nodige tongen losmaken.’

Draaiman knikte instemmend. De kalende, rijzige man duwde zijn bril dichter op zijn ogen. Een tevreden glimlach vormde zich op zijn gezicht. ‘Het is het beste wat we op dit moment voor de Groningers kunnen bedenken, Britt. Ik ben blij dat je er ook zo over denkt. Ik heb er lang en goed over nagedacht. Dat kun je wel zien. Het is eindelijk tijd om iets terug te doen. De Groningers zijn genoeg gemangeld. We sluiten langzamerhand de gasputten en we gaan ze nu iets geven waar ze al jaren naar vragen en om bidden: een toekomst. Een toekomst waarin ze zullen geloven. Dit plan geeft iedere Groninger weer hoop en perspectief. Een gezamenlijk doel. Ze zullen eindelijk weer trots op zichzelf en de provincie kunnen zijn. Niet meer die tobberige, neerwaartse blik. Niet meer dat negatieve. Ze zullen omhoog kijken, met trots! Eindelijk kunnen de Groningers boven zichzelf uitstijgen. En voor mij, als bijvangst, een perfect plan waarmee ik na jaren van trouw aan de overheid in stijl afscheid kan nemen van de politiek. De vraag is niet of, maar wanneer we het gaan lanceren.’ Draaiman staarde enige tellen naar de uitgespreide papieren en bracht zijn blik naar zijn jonge woordvoerder. ‘En jij, Derk? Wat vind jij? Ben je ook zo onder de indruk?’

Derk Tjam durfde zijn ogen niet los te maken van de tafel. Zo veinsde hij de plannen nog eens beter te bekijken. Hij hoopte dat de gedeputeerde aan zijn stem niet zou merken hoe nerveus hij was geworden. Hij was nog maar een maand of vijf in dienst als woordvoerder van Draaiman. Een half jaar geleden was hij nog druk doende de laatste hand te leggen aan zijn afstudeerscriptie. Nu moest hij zijn mening geven over Draaimans plan. Wat hij ervan vond? Het plan was belachelijk, dacht Tjerk. Ronduit stupide. Niet uitvoerbaar. In zijn hoofd kon hij het hoongelach al horen, als hij over enkele weken geroepen werd vragen van de pers te beantwoorden. Maar belangrijker nog: wat zou dit uiteindelijk met de Groningers doen? Die zaten niet op dit plan te wachten. Echt niet.

Tjerk moest iets zeggen. De stilte duurde te lang. Hij trok zijn stropdas recht, zette zijn theemok met provincielogo op de grote eiken tafel en zei, met een licht Fries accent: ‘Het is zonder meer ambitieus, meneer Draaiman. Het is zeker gewaagd, zoals Britt zegt. Het is een ambitieus en gewaagd plan dat onze provincie op een hoger niveau zal tillen.’

Draaiman knikte tevreden. Wat heb ik toch een mooi team om me heen, dacht hij. Er moest natuurlijk nog heel wat gebeuren om het plan te realiseren,. De financiering was nog lang niet rond, de grondaankoop was nog onzeker en hij zou al zijn overtuigingskracht nodig hebben om het geheel bij alle partijen vlot te trekken. Maar de eerste miljoenen had hij al binnen, mede omdat velen hem het nodige verschuldigd waren. Het was tijd om te incasseren. En om zijn team te trakteren. ‘Kom jongens, we ruimen op. Het is tijd om het plan te vieren. Tijd voor een borrel in De Witte Kraai!’ Zowel Britt als Tjerk konden een diepe zucht ternauwernood onderdrukken.

1. Proloog

Terwijl de zon langzaam zakte, wachtte de zwartgeblakerde kwelder boven Den Andel op de nacht. Groepen meeuwen streken neer op de geschroeide velden en startten hun eeuwige praat. De maan, bijna vol, gaf het geschonden land een zilveren glans. Hier en daar dwarrelde een sliertje rook uit de grond. Kuilen en kleine kraters ontsierden het aangeslibde land.

Een oude vrouw met lang grijs haar zat geknield op de kwelder, de armen wijd omhoog geheven. Op haar handen zaten zwarte vegen. Een oud litteken liep van rechts naar links over haar voorhoofd. Ze prevelde woorden, kort en lang, lang en kort, die na enige tijd in cadans kwamen om uiteindelijk te verdwijnen in een hartverscheurende zang.

De grond bewoog. Heel kort – een trilling.

Bovenop de zeedijk keken zeven wolven zachtjes jankend naar de oude vrouw. Ze hadden geen aandacht voor de schapen die een meter of tien van hen verwijderd roerloos naar de grond staarden.

Hoog in de lucht vlogen een arend en een vale gier, in cirkels van oneindigheid.