Bent Bykema hing languit in de oude aftandse rookstool in de woonkamer van de Bykemaheerd. De oude boer had een deken om zijn bovenlijf geslagen. Een tweede lag over zijn schoot. Het was koud in het voorhuis en het rook er muf. De houtkachel was het hele najaar nog niet aan geweest. Pas als het zou gaan vriezen, zou Bykema er een houtblok aan wagen. Zo lang hij zelf niet klaagde, was het goed. Hij had immers kind noch kraai.
Boven hem hing een schamel lampje dat een mager schijnsel gaf. Het was tegen half twaalf in de avond. Buiten was het winderig.
Bykema was diep in slaap en snurkte. Naast hem, op een oud melkkrukje, stonden een leeg borrelglas, een fles kruidenbitter en een volle asbak bovenop enkele geopende brieven en een ansichtkaart. Voor hem, op de grond, stond een schaaltje waarop hij eerder die avond wat droge worst had gesneden. Hij had de laatste plakjes aan zijn Friese stabij Pybe gegeven. Ook die lag nu te slapen, in een rieten hondenmand naast zijn baas.
Zo ging het vrijwel elke avond. Na het avondeten, dat vaak niet veel om het lijf had, belandde hij in de stoel om de post te lezen. Daarna rookte hij een sigaar en werkte hij enkele borrels naar binnen met wat worst. Vervolgens viel hij al snel in een diepe slaap. Meestal werd hij rond een uur of twee in de nacht wakker om te plassen, waarna hij zijn bed opzocht om de rest van de nacht in door te brengen.
Of ook deze avond volgens het vertrouwde stramien zou verlopen, was de vraag. Want tegenover Bykema, in een donkerbruine fauteuil van versleten buffelleer, zat Mascha Ikanova. In haar handen hield ze het oude hagelgeweer dat van Jens Boukema was geweest. Het wapen was geladen, schietklaar en op Bykema gericht. Mascha hield haar rechterwijsvinger op de trekker. Naast haar, op de grond, lag de deken waarin ze het geweer had meegenomen. Ze droeg zwarte schoenen, een zwarte broek, een zwarte winterjas en een rode, wollen muts.
De afgelopen weken was ze heimelijk Bykema’s gangen nagegaan en had ze de dagelijkse patronen in en rond de Bykemaheerd in kaart gebracht. Al snel was ze erachter gekomen dat Bykema de deuren die toegang gaven tot het voorhuis nooit op slot deed en dat hij vrijwel iedere avond alleen doorbracht, vanaf een uur of tien slapend in de rookstoel. Stabij Pybe bleek geen obstakel. De oude hond sloot al snel vriendschap met de vreemdeling die rond de boerderij zwierf, met dank aan enige snacks en wat zoete, Slavische woorden.
Van Jens, die jammerlijk was omgekomen in de mestsilo, had Mascha begrepen dat Bykema hem bedrogen had, met als gevolg dat hij zijn bezit voor een veel te lage prijs had moeten verkopen. Mascha had diep nagedacht en hield Bykema uiteindelijk verantwoordelijk voor Jens’ dood. Ze had deze avond de Bykemaheerd betreden om wraak te nemen. Onversneden, ongeremde, onbelemmerde wraak.
Jens had tegenover Mascha gespeculeerd dat ook de provincie bij de dubieuze gronddeal betrokken was. Daarbij was de naam Govert Draaiman gevallen, de gedeputeerde die verantwoordelijk was voor het provinciale grondbeleid. Het zou Jens niet hebben verbaasd als zou blijken dat Bykema zijn grond voor een hogere prijs had doorverkocht aan de provincie. Mascha had Draaimans naam genoteerd in een vaal, gelig boekje, onder die van Bykema.
Op het melkkrukje, deels onder de asbak, zag Mascha de ansichtkaart. Met de loop van het geweer op Bykema gericht stond ze voorzichtig op om de kaart te pakken, om daarna weer te gaan zitten. Met veel moeite fluisterde ze met een zwaar accent de woorden op de voorkant: ‘Groeten uit Den Haag’. Het plaatje op de kaart, een foto, zei haar niets. Het was een afbeelding van – wat leek – een groot, breed kasteel aan de rand van water. Ze draaide het kaartje om. Het was gericht aan ‘dhr. B. Bykema’. Links van de adressering las ze, zonder de woorden volledig te begrijpen: ‘Groen licht. Ik kan los. Groet, Govert.’ Het handschrift van de afzender was duidelijk en scherp. Mascha stak het kaartje in een binnenzak van haar jas.
Nog steeds was het wapen op Bykema gericht.
Zou ze zonder meer schieten? Of zou ze hem eerst wakker maken en hem laten bekennen voordat ze het hagelschot zou lossen? Moest een verdachte niet altijd het laatste woord worden gegund? Maar Bykema was geen verdachte, dacht Mascha. Hij is de dader. Hij is schuldig en het is tijd dat hij zijn verdiende straf krijgt. Oog om oog, tand om tand.
Wat had ze een goed leven kunnen hebben met Jens, dacht Mascha. Op zijn mooie boerderij in de polder. In haar gedachten had ze hun kinderen al vrolijk op blote voeten zien rondrennen op het erf. Bykema had al haar dromen laten verdampen.
Ze pakte het geweer stevig vast, zich schrap zettend voor de terugslag. Ze stond op het punt kracht te zetten op de trekker.
Pybe geeuwde en kwam moeizaam en kwispelend zijn mand uit. Hij liep naar Mascha en ging naast haar zitten.
Mascha richtte de loop schuin omhoog en liet de kolf rusten op haar rechterdijbeen. Ze aaide Pybe op zijn kop. De hond moet het niet zien, dacht ze. Ze zette het wapen tegen de stoel, pakte wat snacks uit haar jaszak en leidde Pybe uit de woonkamer. Snel liep ze weer terug en sloot de deur. Bykema sliep rustig door.
Hoe moet dat straks met de hond, dacht Mascha. Die zal zijn baas moeten missen. Misschien moest ze hem meenemen, na het schot? Geen goed idee, dacht ze. Ze zou veel te veel opvallen met zo’n oude hond aan haar zij. Ach, ze zou na afloop voer voor hem neerzetten, de politie bellen met Bykema’s vaste telefoon en dan vertrekken. Iemand zou zich wel over Pybe ontfermen. Een iemand, hopelijk, met een schoner geweten dan Bykema.
Mascha richtte het geweer weer op Bykema, haar rechterwijsvinger op de trekker.
Ze was nu al een uur in de Bykemaheerd, en begon de kou te voelen. De intense kilte. Ze rook de muffe, vochtige lucht, vermengd met de geur van sigaar. Ze keek rond in de kamer. Het was er kaal. Geen planten. Niets aan de muur, behalve oud en beschadigd pleisterwerk. Enkel dat ene lampje boven de stoel. Ze voelde het tochten langs haar benen.
Ze bedacht zich dat ze Bykema nooit had horen lachen in de weken dat ze hem had geobserveerd. Hij blafte bevelen aan zijn knechten, zonder ook maar een moment plezier uit te stralen. Waarom hoorde ze nooit muziek, nooit een vrolijke noot? Waarom geen knapperend vuur in de kachel om de noordelijke winterkilte te verdrijven? Waarom leidde de rijke boer zo’n schraal leven?
Mascha keek nog eens goed naar de oude boer, snurkend in de stoel in de kou van de kale kamer. Ze begon zelf de eenzaamheid te voelen. Het gemis van Jens. Ze voelde een sterk verlangen naar een beter bestaan. Naar een rijker leven, zonder per se rijk te zijn.
Als ze nu de trekker zou overhalen, zou ze Bykema eigenlijk uit zijn lijden verlossen, dacht ze. Het zou een genadeschot zijn op het slagveld van Bykema’s lege bestaan. Zou zijn straf niet veel beter passen als ze hem zou laten leven op deze akelige, zielloze plaats?
Zo bleef ze een tijdje mijmerend zitten, starend naar de boer. Ze bekeek nog eens de ansichtkaart die ze had gepakt. ‘Groet, Govert,’ fluisterde ze.
Ze nam een besluit. Voorzichtig stond ze op. Ze liep naar de deur, opende die en haalde Pybe op. Ze legde wat snacks in de rieten mand en sloop de boerderij uit.
Buiten was het zacht gaan regenen. Mascha wikkelde het geweer in de deken en vertrok.
Ze liet Bykema achter, snurkend in zijn stoel. Tot aan zijn natuurlijke dood veroordeeld tot een armetierig leven in de harteloze treurnis van de Bykemaheerd.