Eigenlijk is het platteland één uitgerekte stad, dacht Gerard Vlietstra toen hij zijn auto parkeerde voor de deur van Kapsalon Kevin. De kapperszaak lag aan de Raadhuisstraat in Eenrum. Veel kleine dorpen op het Hogeland waren niet meer volledig zelfvoorzienend, zo redeneerde hij, maar elke kleine krent had wel iets zodat het geheel weer voldoende was. Zijn tandarts zat in Ulrum, zijn huisarts in Warffum, de garage in Pieterburen, de winkels onder meer in Uithuizen en de kapper in Eenrum. Elk dorp was als het ware een wijk in een ruim opgezette plattelandsstad.
Gerard draaide zijn auto op slot. Het was een oude fletsblauwe Ford Focus die betere tijden had gekend. De schokbrekers kraakten en een van de deursloten had hij met ducttape moeten vastzetten. Maar de auto bracht hem nog altijd waar hij wilde.
Het was vier uur op de vrijdagmiddag. De zon had zich de hele dag nog niet laten zien. Het donkere wolkendek versnelde de komst van de avond.
Gerard stapte de kapperszaak binnen. Hij kreeg, zoals altijd bij zijn bezoek aan Kevin, het gevoel dat hij in een andere wereld was beland. Het was de mix van geuren – parfum, shampoo, haarwax – en de idee dat hij even een half uurtje stil kon zitten en over van alles en nog wat kon kletsen. Een moment van ontspanning. De gespreksstof was altijd divers, maar meestal vonden ze elkaar in hun liefde voor muziek, aangestuurd door de cd’s die Kevin draaide in zijn salon.
Gerard ging zitten in de kappersstoel en Kevin deed hem een mantel om. Uit de luidsprekers kwam ABBA. Ze keken elkaar aan in de spiegel. Kevin had een gladgeschoren hoofd, waarop een dunne snor en een bril met ronde glazen prijkten. Gerard was bijna geheel grijs, met licht golvend haar.
‘Kopje koffie of thee Gerard? Of doen we een wijntje. Het is al bijna vijf uur immers. En bijna weekend. Je bent mijn laatste klant.’ Kevins uitspraak verraadde een Groningse afkomst. Gerard sprak accentloos.
‘Ik hoef niets hoor, dank je. Dat wijntje klinkt verleidelijk Kevin, maar ik sla even over. Ik ben bang dat die zwaar zal vallen na de lange werkdag en ik moet zo nog rijden.’
‘Snap ik, maar ik ben al thuis, dus ik doe een glaasje als je het niet erg vindt.’ Kevin schonk rode wijn in een kristallen glas op een hoge voet. Een Merlot, las Gerard op het etiket.
De muziek was gestopt. ‘Ik doe er nog even iets nieuws in,’ zei Kevin. Hij vlooide door zijn cd collectie en trof het album Déjà Vu van Crosby, Stills, Nash & Young. Gerard hoorde direct dat Kevin op de shuffle knop had gedrukt, omdat niet direct het eerste nummer van het album werd afgespeeld. In plaats van Carry On kwam het nummer Country Girl uit de speakers.
‘Een goede keus,’ zei Gerard. Het nummer deed hem altijd denken aan zijn vrouw, Helen.
‘O zeker, in mijn zaak alleen maar goede muziek. Dat kun jij als professor moderne muziek vast beamen.’
Gerard lachte. ‘Over wat muziek goed maakt kunnen we eindeloos discussiëren Kevin, maar dit is zeker een unieke plaat van vier unieke muzikanten.’
Kevin maakte Gerards haar nat en pakte een kam. ‘Even wat anders, wat ik me afvroeg,’ zei Kevin. ‘Had jij laatst nog meegelopen met die fakkeltocht? Ik zag volgens mij nog wat filmpjes van Helen voorbij komen op Facebook.’
‘Helen liep inderdaad mee. Ze was ook nog in beeld op televisie. Maar ik was er niet bij. En jij?’
‘Ik ook niet. Maar waarom liep je niet mee? Jullie hebben ook de nodige aardbevingsellende immers. Of had je iets anders te doen.’
Kevin nam een slok wijn en keek naar Gerard in de spiegel.
‘Ik vind die tochten zinloze tijdverspilling,’ zei Gerard. ‘Maar zeker kennen we de nodige aardbevingsellende. Een deel van onze schade is vergoed. Maar over een ander deel was destijds veel discussie. Die tijd kun je je nog wel herinneren. Bij een nieuw huis of een oud huis deden ze moeilijk. De schade zou dan komen omdat het nieuwe huis nog moest zetten, of omdat het oude huis aan het verzakken was. Wij zaten in die laatste categorie met ons oude huisje. Latere schade hebben we nooit meer gemeld. Het kost ons teveel energie. Waarom liep jij niet mee?’
Kevin begon Gerards natte haar te kammen.
‘Ik vind die fakkeltochten ook tijdverspilling,’ zei Kevin. ‘En niet helemaal oprecht. Bestuurders lopen mee, met boter op hun hoofd. Weet je, ik zag laatst zelfs zo’n bevingsvlag hangen op een gemeentehuis, ergens in Oost-Groningen. Intussen krijgen de gemeentes bakken met compensatiegeld, zonder dat dat op de juiste plek terecht komt. Het moet naar de mensen. Naar de mensen en de huizen.’
‘Ze komen er makkelijk mee weg,’ zei Gerard. ‘Op een enkeling na blijven we hier toch wel wonen. Dat weet men. Veel mensen halen inmiddels hun schouders op, omdat ze moe zijn geworden. Moe van al die bestuurlijke toestanden, moe van die bestuurlijke spaghetti. Moe van het getraineer.’
Kevin legde de kam weg. Uit de luidsprekers kwam het nummer Our House. Zijn glas was leeg. Hij schonk een tweede wijntje in.
‘Die fakkeltochten hebben wel een mooie functie,’ zei Kevin. ‘Ze geven de mensen het gevoel dat ze hun stem kunnen laten horen. Dat ze zogenaamd zelf iets aan de situatie kunnen doen.’
‘Ja,’ zei Gerard. ‘En na afloop geeft dat inderdaad een goed gevoel. Wie meeliep zal denken: ik heb mijn steentje bijgedragen. Maar dat was het dan ook weer, want meer kun je ook niet doen. Stiekem denk ik dat de meelopende bestuurders in hun vuistje lachen. Zo’n fakkeltocht is een bliksemafleider. Bedoeld om wat stoom af te blazen met elkaar. Zo wordt de onrust even gedempt.’
Kevin pakte een schaar en een andere kam. Hij nam weer een slok wijn. Klant en kapper zwegen even, ieder met hun eigen gedachten. Neil Young zong het lied Helpless.
‘Ben je boos om de situatie?’ vroeg Kevin.
‘Ja,’ zei Gerard. ‘Als ik erover nadenk wel. Maar ik probeer het te negeren. Ik denk ook niet zo zeer aan mezelf, als het gaat om de schade en zo. Wij, Helen en ik bedoel ik, komen een heel eind met onze inkomens. De kinderen zijn de deur uit, we hebben financieel niets te klagen. We laten de boel zelf wel herstellen, zonder vergoeding. Maar er zijn zoveel mensen die niet in onze situatie zitten. Die zijn overgeleverd aan de instanties. Waarmee wordt gesold. Die buiten hun schuld hun huis uit moeten, een huis waar ze jaren hebben gewoond en die hun thuis is. En dan moeten ze genoegen nemen met wat hen wordt aangeboden. Dat gaat lang niet altijd goed.’
Kevin knikte. ‘En de ellende hier is groter dan dat, zoals je weet,’ zei Kevin. ‘Lang niet alle gasputten zitten dicht. De zogenaamde kleine velden zijn nog open. En met een strenge winter gaan de gesloten putten gewoon weer in bedrijf. Terwijl de aarde beeft en zakt, wordt nota bene gesproken over de komst een kerncentrale. Wat zeg ik: twee kerncentrales, las ik onlangs.’
‘Klopt,’ zei Gerard. ‘Om van munitieopslag in de provincie nog maar te zwijgen. Ook die komt mogelijk.’
‘En dan niet alleen opslag hè,’ zei Kevin. ‘Ze spreken ook over de komst van een springstofterrein. Daar wordt geoefend met zware bommen. Groningen is al kapot, maar kennelijk moet het nog kapotter.’
Gerard schudde zijn hoofd. Zo bij elkaar opgeteld was het wel veel. ‘Helen vond het laatst maar vreemd dat ik niet meeliep met de fakkeltocht,’ zei hij. ‘Ze kon zich niet voorstellen dat ik passief aan de zijlijn bleef staan.’
Kevin knikte. ‘Ik snap dat het zo kan overkomen. Maar niet meelopen wil niet zeggen dat je niet begaan bent. Misschien was je passief omdat de actie van een fakkeltocht je niet past.’
Gerard reageerde niet direct. Het bleef een tijdje stil. De ruimte vulde met het titelnummer van de cd, Déjà Vu.
‘Misschien zoek je zinvollere actie, Gerard. Om beter uit te drukken wat je er van vindt.’
Ergens in de buurt ging een autoalarm af.
Gerard keek Kevin aan via de spiegel. Hij knikte langzaam. ‘Misschien Kevin, misschien. Wie weet, een andere vorm van actie. Geen idee hoe of wat, maar ja: iets anders misschien.’
Het autoalarm was gestopt. Kevin keek Gerard indringend aan, via de spiegel. ‘Je bent niet de enige die hier mee worstelt,’ zei Kevin. ‘Velen nemen genoegen met een fakkeltocht, maar er is een kleine groep die zoekt naar andere wegen. Ik zeg niet welke wegen. Als je wil, nodig ik je binnenkort uit voor een bijeenkomst. Noem het maar een praatgroep. Een discussieclub van betrokken burgers. Zo eens in de twee, drie weken komen we bij elkaar. De locatie is bij jou in het dorp, toevallig.’
Gerard keek verbaasd. Hij kende zeker niet alle activiteiten die in Den Andel werden ondernomen, maar een praatgroep of iets dergelijks met als thema de bevingsellende zou hem niet zijn ontgaan.
‘Heel goed,’ zei Kevin. ‘Je kent het niet. Het moet ook niet aan de grote klok hangen. Ik geef je van te voren wat instructies. Het is niet de bedoeling dat jan en alleman weet waar we zitten, en waarover we praten. Houd het daarom voor je. Als je uiteindelijk niet wil komen, even goede vrienden natuurlijk. Het is aan jou. Maar praat er verder met niemand over.’
Kevin dronk zijn tweede glas wijn leeg.
Gerard wilde graag wat meer weten, maar het was duidelijk dat Kevin niet meer zou vertellen.
‘Wat gaan we doen,’ vroeg Kevin, doelend op de knipbeurt. ‘De oren vrij neem ik aan?’ Zijn ernstige toon was ingeruild voor een joviale. Nog steeds speelde de cd van Crosby, Stills, Nash & Young. Uit de luidsprekers kwam de stem van David Crosby.
Gerard dacht na. Hij luisterde naar de muziek en glimlachte. ‘Weet je Kevin, het wordt tijd voor iets anders. Ik wil het eens langer laten groeien.’ Hij stond op uit de kappersstoel. ‘Ik wil je natuurlijk betalen voor je tijd.’
Kevin deed bij Gerard de kappersmantel af. ‘Onzin,’ zei hij. ‘Het was een goed gesprek.’
Gerard knikte. ‘Dat was het inderdaad. Ik zie je uitnodiging graag tegemoet.’
Ze schudden elkaar de hand en Gerard liep de kapperszaak uit. Terwijl hij wegreed in zijn oude Ford, zong hij zachtjes de tekst van het lied van David Crosby dat hij zojuist had gehoord.
Hij was benieuwd wat Helen zou vinden van zijn keus om zijn haar niet te laten knippen.