Toch snap ik nog steeds niet waarom je niet met me mee gaat. Je moet het helemaal zelf weten natuurlijk, maar ik begrijp het niet.’ Helen Wever keek in de spiegel boven de spoelbak in de slaapkamer om te zien hoe haar krullen vielen. Ze schudde haar hoofd. Laat maar, dacht ze, want ze zou waarschijnlijk de hele avond een muts op hebben. Televisie en Radio Groningen had een koude avond voorspeld. Buiten nam de wind al toe, happend naar hun oude dijkhuisje in Den Andel.
In de spiegel zag ze haar echtgenoot, Gerard Vlietstra, achter haar op het bed zitten. De hoogleraar moderne muziek stond op het punt zich om te kleden. Hij droeg, voor hem uitzonderlijk, een donkerblauw pak. Hij was die middag bij de oratie van een collega geweest in de aula van het Academiegebouw, en had een toga gedragen. Daaronder hoorde niet een spijkerbroek met geblokt overhemd, wat hij normaal op zijn werk droeg.
Gerard keek in de spiegel naar zijn vrouw, die haar oorbellen in deed; elke bel bestond uit vier kleine parelmoerkleurige bolletjes, door fijne zilverkleurige staafjes verbonden met een blauw bolletje in het midden.
‘Als je heel graag wil dat ik mee ga, dan doe ik dat. Maar het heeft zo weinig zin, Helen. We hebben het hier vaker over gehad. Een totale verspilling van tijd. De hoeveelste fakkeltocht is het vanavond? De vijfde? Volgende maand is de zesde? Is er sinds de eerste iets veranderd? Is de situatie verbeterd?’
‘De productie wordt afgebouwd. Dat is wat we willen en dat is wat we voor elkaar hebben gekregen.’
‘In zoverre is er iets veranderd,’ zei Gerard. ‘Maar dat komt toch niet door de fakkeltochten? Ik kan me niet voorstellen dat ze er iets aan hebben bijgedragen. En de ellende gaat maar door. De versterkingsoperatie leidt tot verzwakking. We worden tegen elkaar uitgespeeld, Helen. De ene bewoner zit in een prachtig nieuw huis, de ander kijkt er jaloers naar door de scheuren in zijn muur. Een paar weken geleden was er ook weer een aardbeving. Het houdt niet op. We moeten niet vergeten nog even rond het huis te lopen. Het was best een grote.’
Helen knikte. ‘Maar je moet toch iets doen Gerard? Alles gaat kapot. Mensen zitten al jaren en jaren in bestuurlijke en financiële ellende. Je kunt niet aan de zijlijn blijven staan. Je moet een statement maken. Met de vuist op tafel slaan. Mensen wakker schudden. Ik snap het niet, Gerard. Je kan toch niet passief aan de kant blijven staan? Je kunt toch niet toekijken en niets doen?’
Gerard schudde zijn hoofd. ‘Het is allemaal zo zinloos, Helen. Wat las ik net op de nieuwsapp van TRG. Ook de Commissaris van de Koning loopt vanavond mee. En die gedeputeerde, Draaiman. Om de Groningers een hart onder de riem te steken en om Den Haag te laten zien dat echt iedereen in de provincie, dus ook het bestuur, vindt dat het allemaal veel te lang duurt. Dat het leed moet stoppen. Dat er sneller gewerkt moet worden. Dat de ongelijkheid stopt. De brutaliteit! Ze zijn medeplichtig aan de systemen die de regering heeft opgezet. Ze hadden van meet af aan moeten zeggen: we werken er niet aan mee. Ze hebben het veel te veel op hun beloop gelaten. Maar goed, vanavond mooie televisiebeelden, vermoed ik. Mevrouw de Commissaris die in de kou met een ernstig gezicht haar zorgen uitspreekt over het Haagse beleid inzake de gaswinning. Met achter haar enkele duizenden Groningers, een ieder met een brandende fakkel, een vlag of een spandoek in de hand. Kritiekloos opgetekend en uitgezonden door de jongens en meisjes van TRG. Ik word er cynisch van. Moedeloos.’
‘Ik denk dat het belangrijk is dat ook dat gebeurt. Iedereen moet zien dat we het niet pikken. Ik ben het met je eens hoor; het is hypocriet. Maar er gebeurt iets. Er is aandacht voor ons. Het komt vast ook in het landelijke journaal. Het zal bijdragen aan het ombuigen van de publieke opinie. Ook de mensen in Limburg en Brabant moeten zien wat hier gebeurt.’
Helen en Gerard zwegen een tijdje. Helen frunnikte nog wat aan haar krullen, Gerard hing zijn colbert op een knaapje.
‘Nou, ik ga naar beneden,’ zei Helen. ‘Marieke haalt me zo op en dan rijden we samen naar de stad. We verzamelen op de Vismarkt.’ Helen gaf Gerard een vluchtige kus. ‘Heb jij nog plannen?’
‘Niet echt,’ zei Gerard. ‘Misschien nog even wat verder werken aan een artikel. En misschien zie ik je nog op de live beelden van TRG.’
Helens gezicht ontspande. Een glimlach. ‘Als ik een camera zie, zal ik naar je zwaaien.’
Gerard zat nog even op het bed, nadat Helen naar beneden was gelopen. Langzaam schudde hij zijn hoofd. Zinloos, dacht hij. Een waste of time.
Hij voelde zich somber. Plots schoot het refrein in zijn hoofd van een liedje van Eric Burdon: Somewhere is there a solution / If there is we’ve got to find it / And get our heads and hearts behind it / But right now I don’t know what to do.
Zou er een andere weg zijn die leidt naar rechtvaardigheid? Gerard wist het niet. Hij kleedde zich verder om en ging naar beneden.